Opvoeden voor geluk: de samensmelting van kinderwelzijn en het Bruto Nationaal Geluk
De regering van Bhutan heeft de zoektocht naar het Bruto Nationaal Geluk (BNG) als doelstelling in de grondwet van 2008 opgenomen. Het ligt ten grondslag aan alle inspanningen voor het verbeteren van de sociale en economische ontwikkeling, waaronder in de eerste levensjaren. Onlangs is de regering gestart met een opvoedondersteuningsprogramma voor ouders, met het streven in 2030 alle ouders te bereiken. Met het BNG als basis moedigt dit programma ouders aan om verder te kijken dan het gedrag van kinderen, hun cognitieve ontwikkeling, gezondheid en voeding. Het legt sterk de nadruk op sociaal-emotionele vorming, cultuur, milieueducatie, en morele en spirituele ontwikkeling. Ook moedigt het opvoedondersteuningsprogramma ouders aan om hun kinderen waarden en vaardigheden aan te leren op het gebied van milieuethiek, mindfulness, compassie en verantwoordelijkheid. Het BNG-model richt zich op de concrete resultaten, maar biedt ouders daarnaast ook inspiratie voor een meer langetermijnvisie: hoe zouden zij hun kinderen graag zien als volwassenen?
Het BNG definieert geluk niet alleen als individuele voldoening, maar neemt ook de vrede en harmonie van de gemeenschap in beschouwing (Thinley, 2005). Individueel en collectief geluk zijn het resultaat van een samenleving die eerlijk, rechtvaardig en gelijkwaardig is en die zorgdraagt voor het milieu als bron van al onze welvaart en grondstoffen. Een samenleving die de normen en waarden, die als basis dienen voor families en de samenleving, in stand houdt, maar tegelijkertijd ook respect toont voor andersdenkenden. Een samenleving waarin de voordelen van economische ontwikkeling en welvaart over iedereen verdeeld zijn en die eerlijk, transparant, verantwoordelijk en efficiënt te werk gaat. Om dit alles te realiseren zijn menselijke kwaliteiten als zelfdiscipline, empathie en compassie nodig.
Aangezien deze menselijke kwaliteiten zich voornamelijk vormen op jonge leeftijd zijn goede zorg en stimulering van jonge kinderen van essentieel belang. Ouders spelen een grote rol in het leggen van de basis voor het gedrag, de houding en de vaardigheden van hun kinderen (Al-Matalka, 2014). Dit kunnen ouders op veel manieren stimuleren, bijvoorbeeld door responsief ouderschap, zorg te dragen voor een veilige en stabiele omgeving, psychosociale stimulering en zelf een goed rolmodel te zijn met positieve sociale en emotionele waarden (Desforges en Abouchaar, 2003). Daarbij is het erg belangrijk dat ouders begrijpen hoe kinderen zich ontwikkelen en hoe zij als ouders het beste aan dit proces kunnen bijdragen.
Niet elke ouder is uitgerust met de kennis, vaardigheden of mogelijkheden die ze hiervoor nodig hebben. Vandaag de dag groeien veel kinderen op in hoogbouwflats. Ze hebben weinig binding met natuur of cultuur, krijgen amper de kans om buiten te spelen en te socialiseren, komen te veel en, vaak zonder toezicht, in aanraking met digitale media en worden te weinig lichamelijk en geestelijk gestimuleerd. Een enkeling heeft zelfs nog nooit een boek of speelgoed gezien voordat de eerste schooldag aanbreekt (Gayleg, 2018). Hoewel armoede en sociaal-economische factoren ten grondslag liggen aan deze problemen, komen ze ook voort uit de verminderde tijd die ouders hebben om met hun kinderen door te brengen en een gebrek aan kennis over hoe ze hun kinderen moeten opvoeden en zodanig te verzorgen zodat ze gezonde, gelukkige en zorgzame volwassenen worden.
Een thematische aanpak
Samen met UNICEF heeft de regering van Bhutan een opvoedondersteuningsprogramma ontwikkeld voor de eerste levensjaren. Het programma, met kinderwelzijn als overkoepelend doel, is verdeeld in verschillende thema’s en richt zich op de gezondheid, leerbehoeften en bescherming van jonge kinderen. Door culturele gebruiken te combineren met actuele goede praktijkvoorbeelden, wil het programma ouders handvatten aanreiken om de ontwikkeling van hun kinderen goed te kunnen ondersteunen. Er is aandacht voor de rol van ouders in het verbeteren van het welzijn en de ontwikkeling van kinderen en aansluitend ook hun rol in het verbeteren van de gemeenschap en werkomgeving waarin ze opgroeien.

Het opvoedondersteuningsprogramma koppelt de ontwikkeling van kinderen aan het BNG met drie thema’s: ervoor zorgdragen dat alle kinderen sterk en gezond, slim en gelukkig, en veilig en beschermd zijn. Verdeeld over zestien bijeenkomsten in vier delen gaan ouders met elkaar in gesprek zodat ze hun ervaringen kunnen delen en elkaar kunnen steunen. Sociale en educatieve gelijkwaardigheid, actieve deelname van vaders bij het opvoeden en inclusiviteit hebben daarbij prioriteit.
- Tijdens het eerste deel van de bijeenkomsten hebben ouders de mogelijkheid om hun visie te bespreken over wat kinderen nodig hebben om gezond, slim en veilig te zijn. Ze brengen de praktische obstakels voor het welzijn van de kinderen in kaart en bespreken hoe ze deze obstakels kunnen overwinnen.
- Het tweede deel gaat in op het belang van het aanleren van culturele, morele en spirituele waarden aan jonge kinderen. Door ouders aan te moedigen om te vertellen wat ze doen en waarom, kunnen ze theorie spiegelen aan hun eigen manier van opvoeden. Dit helpt ouders om de gebruiken van anderen in de gemeenschap te begrijpen en ze met hun eigen gezin te delen en uit te proberen.
- Het derde deel geeft ouders de kans om te leren hoe ze mijlpalen in de ontwikkeling van een kind kunnen inschatten. Door middel van illustraties leren ze hun kinderen te begrijpen, observeren, inschatten en ondersteunen. Het programma moedigt ouders aan om goedkoop speelgoed zelf te maken zodat ze hun kinderen op verschillende leeftijden en niveaus kunnen stimuleren, en om hun ontwikkeling te volgen met behulp van kaarten. Daarbij leren ze ook kinderen met een ontwikkelingsachterstand of beperking te herkennen en ondersteunen, elkaar de helpende hand te bieden en netwerken op te zetten zodat ze het opvoeden als groep kunnen aanpakken.
- Tijdens het vierde deel kijken ouders terug op hun ervaringen in het opvoedondersteuningsprogramma. Hiermee krijgen ze zicht op hun vooruitgang, zowel als het gaat om hun begrip van kinderwelzijn als om hun eigen manier van opvoeden thuis. Het idee is ook om hen te laten samenwerken en elkaar te ondersteunen bij het opvoeden van jonge kinderen. Er ontstaat zo een netwerk van wederzijdse ondersteuning waardoor de inspanningen om van iedereen goede en gelukkige ouders te maken zullen voortduren.
Het model erkent dat ouders niet alle problemen op eigen kracht kunnen oplossen, ondanks dat het verbeteren van het bewustzijn en de vaardigheden van ouders wel op veel vlakken kan helpen. Het Afrikaanse gezegde ‘it takes a village to raise a child’ is niet uit de lucht gegrepen: gemeenschappen, beleidsmakers en de bevolking zelf moeten samenwerken voor de ontwikkeling van kinderen.
Het traject van opschalen
Het opvoedondersteuningsprogramma wordt verspreid op door overheid gesubsidieerde jonge kinderopvangcentra in dorpen. Het duurt ongeveer een jaar om het programma te voltooien. De overheid benoemt en betaalt de begeleiders die het programma aanbieden. Met steun van UNICEF worden zij getraind in het begeleiden van zowel het voorschoolse programma als het opvoedondersteuningsprogramma. Deze begeleiders krijgen hulp van landarbeiders en gezondheidswerkers uit het dorp en het schoolhoofd van de dorpsschool. Gemiddeld nemen er ongeveer vijftien ouders deel aan de bijeenkomsten, vaak gemengd met kinderen in de leeftijden van pasgeboren tot acht jaar. Ouders van oudere kinderen kunnen hun ervaringen delen met ouders van jongere kinderen en praten over opvoedproblemen en de aanpak daarvan.
Het programma is verplicht voor alle ouders die hun kinderen naar een overheidsgesubsidieerde jonge kinderopvang sturen. Aangezien de overheidsgesubsidieerde kinderopvang populair is, stimuleert het veel ouders van kinderen onder de drie jaar op deze manier om aan het programma deel te nemen, omdat hun kinderen dan naar de opvang mogen. Aanvankelijk neemt steeds één gezinslid per gezin deel, later zal ieder gezinslid kunnen deelnemen. Alhoewel ook andere ouders worden aangemoedigd om zich in te schrijven, zal het zonder het vooruitzicht op een plaats op de kinderopvang moeilijk zijn hen te overtuigen, aangezien de meesten fulltime werken en ’s avonds moe zijn.
Op dit moment gaat 21,8% van de kinderen van drie tot vijf jaar naar de maatschappelijke jonge kind opvangcentra, waar de peuterspeelzalen onderdeel van zijn. Het is de bedoeling dit op te schalen samen met het opvoedondersteuningsprogramma. Het doel is om in 2024 een deelname van 50% te bereiken en in 2030 iedereen toegang te geven. Als het opvoedondersteuningsprogramma uitbreidt, kan het in de toekomst ook worden aangeboden via andere platforms zoals de medische dienstverlening, basisscholen en informele onderwijsprogramma’s. Op dit moment richt het zich op ouders op het platteland en in arme stedelijke gebieden, omdat zij de meest kwetsbare groepen vormen. Het opvoedondersteuningsprogramma zou zeker ook meerwaarde hebben voor andere ouders, zoals werkende ouders, analfabetische ouders en ouders met een lagere sociaal-economische achtergrond.
Omdat het programma pas net van start is, zijn er nog geen evaluaties afgenomen. Hoe goed het werkt, zal uiteindelijk blijken uit de verbetering van kinderwelzijn, dankzij verbeterde opvoedpraktijken die samenhangen met een positieve invloed op de ontwikkeling. Ook zal er in de gemeenschap meer worden gedaan aan het verbeteren van leren op vroege leeftijd, opvoedhulp en jeugdzorg. Momenteel gaat men ervan uit dat dit opvoededucatiemodel een goede bijdrage zal leveren. Niet alleen draagt het bij aan het verbeteren van opvoedpraktijken door de wetenschap van kinderontwikkeling te laten samensmelten met de principes van het Bruto Nationaal Geluk. Het helpt ook de ontwikkeling van harmonieuze gemeenschappen die elkaar ondersteunen bij het opvoeden van kinderen tot sterke, gezonde, gelukkige en zorgzame volwassenen.
Bronnen en verwijzingen zijn beschikbaar in de PDF-versie van dit artikel.